
FGR
FGR treedt op wanneer een foetus onvoldoende groeit als gevolg van een tekort aan voedingsstoffen en zuurstof in de baarmoeder. Dit kan leiden tot verschillende complicaties, waaronder verminderde ontwikkeling van organen zoals de longen. Longontwikkeling begint al in de vroege foetale fase en blijft doorgaan tot de vroege volwassenheid. Een verstoorde longontwikkeling kan leiden tot verminderde longfunctie en een verhoogd risico op ademhalingsproblemen op jonge en latere leeftijd.
sFGR bij tweelingen
Het onderzoek naar het effect van FGR op longfunctie, wanneer uitgevoerd bij eenlingen, wordt vaak beperkt door een zekere mate van bias veroorzaakt door individuele verschillen in genetische constitutie, obstetrische factoren, maternale factoren (moederlijke ziekten en medicatie) en omgevingsfactoren waarin de kinderen opgroeien.
Monochoriale tweelingen zijn identieke tweelingen die samen één placenta delen. Vanwege deze gedeelde placenta zijn ze kwetsbaarder voor perinatale complicaties. Bij 10-15% van deze tweelingzwangerschappen is de placenta ongelijk verdeeld, wat kan leiden tot een aanzienlijk verschil in groei tussen de kinderen, wat wordt beschreven als selective FGR (sFGR; selectieve FGR). Door een vergelijking te maken tussen het kleine en het grote kind van het discordante tweelingpaar worden factoren die van invloed kunnen zijn op de longfunctie op een natuurlijke manier geëlimineerd en kan het ware effect van FGR op de longfunctie tijdens de kinderleeftijd worden onderzocht. Het huidige onderzoek had als doel om de langetermijneffecten van foetale groeirestrictie op de longfunctie te onderzoeken, specifiek bij monochoriale tweelingen met sFGR.
Onderzoeksopzet
Longfunctiemetingen werden uitgevoerd bij identieke tweelingen met sFGR, geboren in het LUMC tussen 1 maart 2002 en 31 december 2017, in de leeftijd van 5 tot 17 jaar. sFGR werd gedefinieerd als een geboortegewichtsverschil van ≥20%. De uitkomstmaten bestonden onder andere uit forced expiratory volume in 1 second (FEV1; gedwongen expiratoire volume in 1 seconde), forced vital capacity (FVC; gedwongen vitale capaciteit) en transfer factor for carbon monoxide (DLCO; transferfactor voor koolmonoxide). Deze werden vergeleken tussen het kleinere en grotere kind van een tweelingpaar.
Resultaten
Negenendertig tweelingparen ondergingen spirometrie. De mediane zwangerschapsduur bij geboorte was 34,3 weken en de mediane geboortegewichten waren respectievelijk 1500 gram en 2178 gram voor het kleine en grote kind. Een vergelijking binnen de tweeling liet zien dat het kleine kind significant lagere z-scores had voor FEV1 (−0,94 versus −0,41, p=0,0015), FVC (−0,56 versus −0,06, p<0,0001) en DLCO (−0,50 versus 0,00, p<0,0001) vergeleken met het grote kind.
Conclusie en interpretatie
Hoewel de kinderen genetisch identiek zijn, is sFGR bij monochoriale tweelingen geassocieerd met een vermindering van statische en dynamische longvolumes, evenals een afname van de diffusiecapaciteit bij het kleine kind ten opzichte van het grote kind van een tweelingpaar. Dit suggereert dat ongunstige omstandigheden in de baarmoeder een persisterende negatieve invloed hebben op de longontwikkeling en -functie tijdens de kinderleeftijd, wat mogelijk bijdraagt aan een toename van respiratoire morbiditeit op latere leeftijd.
Met dank aan Jip Spekman (promovendus), dr. Arno Roest (kindercardioloog) en dr. Sophie Groene (postdoc), allen werkzaam bij het LUMC.