Gerichte combinatietherapie voor chronische lymfatische leukemie

Aurora van de Loo
16 mei 2023
1 min

Gerandomiseerde trials van venetoclax plus anti-CD20 antilichamen (rituximab, obinutuzumab) als eerstelijnsbehandeling bij fitte patiënten met gevorderde chronische lymfatische leukemie (CLL) ontbreken. In een recente fase 3-studie is daarom bij deze patiëntgroep gekeken naar minimale restziekte bij chemo-immunotherapie versus venetoclax-rituximab en venetoclax-obinutuzumab (met of zonder ibrutinib).

Onderzoek

Fitte patiënten – dat wil zeggen patiënten met een lage belasting door bijkomende aandoeningen – met CLL zonder TP53-afwijkingen werden geïncludeerd. Patiënten namen deel in 159 ziekenhuizen in 9 Europese landen en Israël. Zo’n kwart van de patiënten kwam uit Nederland.1,2

De patiënten werden willekeurig toegewezen aan zes cycli chemo-immunotherapie of twaalf cycli venetoclax plus één van de twee monoklonale antilichamen, of venetoclax plus een monoklonaal antilichaam alsook een kinaseremmer. De behandeling was dus ofwel chemotherapie en een monoklonaal antilichaam (standaardbehandeling; fludarabine-cyclofosfamide-rituximab of bendamustine-rituximab), ofwel het middel venetoclax in combinatie met een monoklonaal antilichaam (ofwel rituximab, ofwel obinutuzumab). En de vierde groep kreeg ventoclax, obinutuzumab en de specifieke kinaseremmer ibrutinib. Ibrutinib werd gestaakt na twee opeenvolgende metingen van ondetecteerbare minimale restziekte (MDR) of het werd verlengd. In alle vier de groepen was de behandeling tijdelijk.1,2

De primaire eindpunten waren niet-detecteerbare minimale restziekte, zoals beoordeeld door flowcytometrie in perifeer bloed in maand vijftien, en progressievrije overleving.1

Resultaten

In totaal werden 926 patiënten toegewezen aan één van de vier behandelingsregimes (229 aan chemo-immunotherapie, 237 aan venetoclax-rituximab, 229 aan venetoclax-obinutuzumab, en 231 aan venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib).1

Op maand vijftien was het percentage patiënten met ondetecteerbare minimale restziekte significant hoger in de venetoclax-obinutuzumab-groep (86,5%) en de venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib-groep (92,2%) dan in de chemo-immunotherapiegroep (52,0%; p<0,001 voor beide vergelijkingen), maar het was niet significant hoger in de venetoclax-rituximabgroep (57,0%; p=0,32).1

De driejarige progressievrije overleving was 90,5% in de venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib-groep, significant hoger dan de 75,5% in de chemo-immunotherapiegroep (p<0,001). Progressievrije overleving na drie jaar was ook hoger met venetoclax-obinutuzumab (87,7%; p<0,001), maar niet met venetoclax-rituximab (80,8%; p=0,18).1

Graad 3 en graad 4 infecties kwamen vaker voor met chemo-immunotherapie (18,5%) en venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib (21,2%) dan met venetoclax-rituximab (10,5%) of venetoclax-obinutuzumab (13,2%).1

Conclusie

Venetoclax-obinutuzumab met of zonder ibrutinib was superieur aan chemo-immunotherapie als eerstelijnsbehandeling bij fitte patiënten met CLL.1

Nederland

Dit is de grootste studie ooit in CLL. De studie heeft geleid tot veranderingen in de Europese richtlijnen. De nieuwe behandeling is hierdoor in Nederland al beschikbaar voor patiënten met CLL en wordt vergoed door de zorgverzekering.2

Referenties

  1. Eichhorst B, et al. N Engl J Med. 2023; https://doi.org/10.1056/NEJMoa2213093
  2. Persbericht Amsterdam UMC van 11-05-2023; https://www.amsterdamumc.org/nl/vandaag/gerichte-combinatietherapie-effectiever-dan-chemotherapie-bij-patienten-met-chronische-lymfatische-leukemie.htm

Deel blog: