Insomnia is de meest voorkomende slaapstoornis en heeft een negatieve invloed op de algemene gezondheid van de bevolking en de kwaliteit van leven. Insomnia is nauw geassocieerd met hart- en vaatziekten (HVZ), waaronder myocardinfarct (MI).
Onderzoek
In de huidige studie is insomnia als potentiële risicofactor voor MI beoordeeld via een systematische review en meta-analyse. PubMed, Scopus en Web of Science werden doorzocht met verschillende termen zoals ‘Insomnia’ en ‘MI’. Alleen observationeel gecontroleerde studies met gegevens over de incidentie van myocardinfarct bij volwassenen met insomnia werden meegenomen.
Insomnia werd in deze studie gedefinieerd volgens de International Classification of Diseases, Ninth Revision, Clinical Modification (ICD-9-CM); een stoornis met betrekking tot het in slaap vallen of in slaap blijven en niet gespecificeerde insomnia). Ook werd gebruik gemaakt van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5), waarin staat dat insomnia een slaapstoornis is die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een van de volgende drie symptomen: (1) moeite met het in slaap vallen, (2) moeite met het in slaap blijven, (3) 's morgens vroeg wakker worden met het onvermogen om weer in slaap te komen.
Bij de analyses werden de gegevens met betrekking tot MI-incidentie, slaapduur, moeite met het in slaap vallen of in slaap blijven, niet-restoratieve slaap en disfunctie overdag, leeftijd, geslacht, hypertensie, diabetes en hyperlipidemie van mensen met insomnia en zonder insomnia (controle) gebruikt. Obstructieve slaapapneu (OSA) en andere slaapapneus werden niet geïncludeerd.
Resultaten
Er was een significant verband tussen het hebben van insomnia en de incidentie van MI in vergelijking met mensen zonder insomnia (p<0,00001).
Met betrekking tot de duur van slapen werd de hoogste associatie gevonden tussen ≤5 uur slaap en MI-incidentie in vergelijking met 7-8 uur slaap (p<0,00001). Er was geen statistisch significant verschil tussen 5 uur of minder en 9 uur of meer slaap wat betreft de incidentie van MI (p=0,57). Mensen met 6 uur slaap hadden een lager risico op MI, vergeleken met degenen die 9 uur of meer sliepen (p<0,00001).
Stoornissen in het in slaap vallen en blijven werden in verband gebracht met een verhoogde MI-incidentie (p=0,003). Subgroepanalyse van niet-restoratieve slaap en disfunctioneren overdag liet echter een niet-significante associatie met MI zien bij beide groepen (p=0,46).
Analyse van leeftijd, follow-up duur (duur van het hebben van insomnia), geslacht en comorbiditeiten toonde een significante associatie bij mensen met insomnia.
Conclusie
In dit onderzoek bleken insomnia en ≤5 uur slaap het sterkst geassocieerd te zijn met een verhoogde incidentie van MI; deze zou vergelijkbaar zijn met die van andere MI-risicofactoren. Volgens de onderzoekers moeten deze factoren daarom als een risicofactor voor MI worden beschouwd en worden opgenomen in MI-preventierichtlijnen.
Opvallend was dat langer dan 9 uur slapen niet beschermend bleek te zijn tegen MI; integendeel, patiënten die 6 uur sliepen, hadden een lager risico op MI, vergeleken met degenen die 9 uur of meer sliepen. Verder hadden mensen die 7-8 uur sliepen weer minder kans op MI ten opzichte van de mensen met 6 uur of ≥9 uur slaap.
Referentie
- Dean YE, et al. clin cardiol. 2023; https://doi.org/10.1002/clc.23984